У нас вы можете посмотреть бесплатно Ik leer Nederlands op school in Amsterdam,NEDERLANDS LEREN | LEARN DUTCH FOR BEGINNERS или скачать в максимальном доступном качестве, видео которое было загружено на ютуб. Для загрузки выберите вариант из формы ниже:
Если кнопки скачивания не
загрузились
НАЖМИТЕ ЗДЕСЬ или обновите страницу
Если возникают проблемы со скачиванием видео, пожалуйста напишите в поддержку по адресу внизу
страницы.
Спасибо за использование сервиса ClipSaver.ru
#nederlandsleren #learndutch #learndutchwithkim #jufmnt2 #dutchstoryforbeginners #nederlands, #kidsstory, #verhaaltjes, #verhaal, #makelijketaal, #jufm, #dutchpod101, #dutchwithkim, Ik leer Nederlands op school,NEDERLANDS LEREN,LEARN DUTCH WITH STORY FOR BEGINNERS, NEDERLANDS LEREN,LEARN DUTCH WITH STORY,dutch for beginners,stories,student,nederland,learn dutch with kim,DE LIEF,AMSTERDAM, DUTCH STORY FOR LEARNING,NEDERLANDS LEREN HET VERHAALTJE,LISTEN,LEARN,DUTCH,FOR,BEGINNERS,NEDERLANDS,LEREN,HET VERHAALTJE,Nederlands leren,nederlands,nederlands voor beginners,dutch beginners,dutch language,nt2,DUTCH STORY,learn dutch,nederlands examen,dutch,Dutch,VERHAAL,nederlands verbeteren,dutch with subtitles,juf m les 1,dutch kim, Ik ben Anna. Jij bent mijn vriend. Hij woont in Amsterdam. Wij gaan naar school. Jullie werken hard. Zij hebben een hond. Ik spreek een beetje Nederlands. Het is vandaag mooi weer. Ik drink graag koffie. Mijn moeder kookt lekker. Ik hou van muziek. We gaan naar de bioscoop. Mijn vader leest een boek. Ik leer Nederlands op school. Het regent buiten. De zon schijnt. Ik heb een nieuwe jas. We eten pizza vanavond. De winkel is open. Ik ga naar de markt. Mijn broer speelt voetbal. Zij kijkt naar televisie. Ik heb honger. We maken een wandeling. De les begint om acht uur. Ik moet werken morgen. Zij komt uit België. Ik ben moe. Het huis is groot. De kat ligt op de bank. Ik wil een appel. Ik luister naar de radio. De kinderen spelen in de tuin. Ik schrijf een brief. Het boek is interessant. De film was leuk. Ik ga met de bus. Hij fietst naar zijn werk. We wonen in een klein dorp. Ik slaap acht uur per nacht. Het is koud buiten. Mijn tas is blauw. Ik koop een cadeau. We gaan op vakantie. Mijn oma bakt een taart. Ik zie een vogel in de boom. Ik draag een trui. Het water is warm. Ik maak mijn huis schoon. We praten over het weer. Hij is ziek vandaag. De dokter helpt mensen. Ik studeer elke dag. Ze loopt naar het station. Ik lees de krant. Mijn zus zingt graag. Ik neem de trein. We eten brood met kaas. Ik ga naar de bakker. Hij maakt foto's. Ze dragen mooie kleren. Ik heb een fiets. De hond blaft hard. Het is druk in de stad. Ik ben jarig in mei. De bloemen zijn mooi. Ik leer nieuwe woorden. Ze drinken thee. Ik wil graag water. Hij speelt gitaar. We gaan zwemmen. Ik zie de maan. Ze staan in de rij. Ik ben op tijd. De auto is snel. We lezen samen. Ze gaat naar de dokter. Hij is mijn buurman. Ik heb een zus en een broer. Ze zijn in de tuin. Het eten is klaar. Hij koopt groenten. Ik kijk naar de vogels. Ze woont in een appartement. Ik draag een jas. Het is donker buiten. We gaan naar het strand. Ze lachen veel. Hij spreekt Engels. Ik neem een douche. We hebben vakantie. Ze zijn moe. Ik zie een regenboog. De kinderen zingen een lied. Ik drink melk bij het ontbijt. Mijn ouders werken in een ziekenhuis. Ik stuur een e-mail. Hij leest een tijdschrift. We hebben dorst. Ik wil slapen. De baby huilt. Ze leest een boek in bed. Ik loop in het park. Het is rustig hier. Hij komt morgen terug. We wonen dichtbij het centrum. Ik zoek mijn sleutels. Ze maken foto's van de zonsondergang. Ik wacht op de bus. De leraar legt het goed uit. We spreken af om drie uur. Hij helpt zijn vader. Ze kookt pasta. Ik teken graag. Ze maken huiswerk. Het bord is wit. Hij wast zijn handen. Ik ben klaar met werken. Ze speelt piano. Ik zit in de woonkamer. Hij doet boodschappen. We zijn thuis. Ze luisteren naar muziek. Ik poets mijn tanden. Hij rijdt auto. Ze gaan naar een feestje. Ik geef een cadeau. We eten samen. Hij kijkt naar een film. Ze maakt een foto van mij. Ik leer elke dag iets nieuws. De vogels zingen in de ochtend. Ik heb een warme jas nodig. Ze willen wandelen in het bos. Ik houd van de lente. We maken plannen voor het weekend. Hij leest een boek over geschiedenis. Ze eten soep met brood. Ik ben blij vandaag. Ze komen op bezoek. We praten met de buren. Hij draagt een bril. Ik zie een eekhoorn. Ze schrijft in haar dagboek. Het is stil in de bibliotheek. Ik neem een appel mee. Ze lachen om een grap. Ik werk op kantoor. Hij woont alleen. We gaan boodschappen doen. Ze kijkt naar de sterren. Ik hou van chocolade. Hij eet graag vis. We leren samen. Ze gaan slapen. Ik neem een pauze. Ze drinken koffie in het café. Ik ben aan het koken. Hij zit op een stoel. Ze staan voor de deur.