У нас вы можете посмотреть бесплатно Cassatievlog или скачать в максимальном доступном качестве, видео которое было загружено на ютуб. Для загрузки выберите вариант из формы ниже:
Если кнопки скачивания не
загрузились
НАЖМИТЕ ЗДЕСЬ или обновите страницу
Если возникают проблемы со скачиванием видео, пожалуйста напишите в поддержку по адресу внизу
страницы.
Спасибо за использование сервиса ClipSaver.ru
Hoge Raad 23 mei 2025 ECLI:NL:HR:2025:820 De Hoge Raad beslist in deze uitspraak dat een proceskostenbeding in zijn algemeenheid een oneerlijk beding is, dat buiten toepassing moet worden gelaten. Betekent dat ook dat in die gevallen een ‘gewone’ proceskostenveroordeling, op basis van het liquidatietarief, niet mogelijk is? Giel Wind bespreekt in deze cassatievlog de uitspraak van de Hoge Raad. Ga naar https://cassatieblog.nl en schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief. Zo ben je altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van de civiele cassatierechtspraak in Nederland. Hoge Raad 23 mei 2025 ECLI:NL:HR:2025:820 https://deeplink.rechtspraak.nl/uitsp... Richtlijn 93/13/EEG (Richtlijn oneerlijke bedingen) Richtlijn - 93/13 - EN - EUR-Lex Artikel 237 van Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:B... --------------------------- In deze zaak gaat het om een proceskostenbeding. Een proceskostenbeding is een bepaling in een overeenkomst, op grond waarvan de consument die tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst, alle gerechtelijke kosten van zijn wederpartij moet betalen. Aan de Hoge Raad is de vraag voorgelegd, of zo’n beding een oneerlijk beding is. Een oneerlijk beding is een beding dat, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen partijen aanzienlijk verstoort in het nadeel van de consument. Zonder proceskostenbeding zou een consument die in een procedure in het ongelijk wordt gesteld, door de rechter worden veroordeeld in de proceskosten van zijn wederpartij. Die veroordeling zou zien op de proceskosten aan de hand van het liquidatietarief. Dat is een aanzienlijk lager bedrag dan de werkelijk door de wederpartij gemaakte proceskosten. Dat heeft ook een goede reden: het begrenzen van de omvang van een proceskostenveroordeling draagt namelijk bij aan toegang tot de rechter. Een proceskostenbeding neemt deze begrenzing weg, en verstoort het evenwicht tussen partijen dan ook op aanzienlijke wijze. Er kan ook niet van worden uitgegaan dat de consument dit beding zou hebben aanvaard als daarover op eerlijke en billijke wijze afzonderlijk was onderhandeld. Dit geldt ook als het beding, anders dan hier, wederkerig is (en dus de consument ook recht zou kunnen geven op een volledige vergoeding van de proceskosten als hij in een procedure in het gelijk wordt gesteld). Een proceskostenbeding moet in het algemeen dan ook worden aangemerkt als een oneerlijk beding. Dat betekent dat de rechter een dergelijk beding buiten toepassing moet laten. De rechter heeft ook niet de bevoegdheid om de inhoud van een dergelijk beding te herzien (bijv. door matiging van de proceskosten). De vraag is vervolgens wat de verdere gevolgen zijn het buiten toepassing laten van een proceskostenbeding. Mag de rechter de consument die in het ongelijk wordt gesteld nog wel, op grond van het nationale procesrecht, in de proceskosten op basis van het liquidatietarief veroordelen? Die vraag komt op omdat de rechter, na het buiten toepassing laten van een oneerlijk beding, de overeenkomst niet mag aanvullen door terug te vallen op het aanvullende nationale recht. De ratio van deze regel is het langetermijndoel van de Richtlijn: uitbanning van gebruik van oneerlijke bedingen. Naar het oordeel van de Hoge Raad kan er redelijkerwijs twijfel over bestaan of, nadat een proceskostenbeding is geschrapt omdat het oneerlijk is, de Richtlijn in de weg staat aan een ‘reguliere’ proceskostenveroordeling met toepassing van het nationale procesrecht. De Hoge Raad is daarom van plan om hierover een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie.