У нас вы можете посмотреть бесплатно Cassatievlog или скачать в максимальном доступном качестве, видео которое было загружено на ютуб. Для загрузки выберите вариант из формы ниже:
Если кнопки скачивания не
загрузились
НАЖМИТЕ ЗДЕСЬ или обновите страницу
Если возникают проблемы со скачиванием видео, пожалуйста напишите в поддержку по адресу внизу
страницы.
Спасибо за использование сервиса ClipSaver.ru
Hoge Raad 23 mei 2025 ECLI:NL:HR:2025:796 In civiele procedures moet de rechter gestelde feiten die door de wederpartij onvoldoende zijn betwist als vaststaand beschouwen. Die regel geldt ook in procedures waarin schadevergoeding wordt gevorderd naar aanleiding van feiten waarover gelijktijdig ook een strafprocedure wordt gevoerd. Dat is op zichzelf niet in strijd met het recht van een verdachte in een strafproces om niet aan zijn eigen veroordeling mee te werken, zo oordeelt de Hoge Raad. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan dat anders zijn. Monique Hazelhorst bespreekt de uitspraak. Ga naar https://cassatieblog.nl en schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief. Zo ben je altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van de civiele cassatierechtspraak in Nederland. Hoge Raad 23 mei 2025 ECLI:NL:HR:2025:796 https://deeplink.rechtspraak.nl/uitsp... Artikel 149 lid 1 Rv https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:B... Artikel 6 EVRM https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:B... --------------------------- Welkom bij dit cassatievlog. Mijn naam is Monique Hazelhorst en ik ben advocaat op de sectie cassatie van Pels Rijcken. Ik bespreek vandaag een recente uitspraak van de Hoge Raad over de situatie waarin over dezelfde feiten tegelijkertijd zowel een strafzaak als een civiele zaak wordt gevoerd. In dit geval werd een verdachte strafrechtelijk vervolgd voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer. De verdachte zou het slachtoffer in zijn knie hebben gestoken. In de strafzaak tegen hem ontkende de verdachte dat. Het slachtoffer begon ook een civiele procedure tegen verdachte. Daarin stelt het slachtoffer dat hij schade heeft geleden doordat verdachte hem in zijn knie heeft gestoken en dat verdachte daarvoor aansprakelijk is. De rechtbank en het hof oordelen dat de verdachte, die gedaagde is in de civiele procedure, onvoldoende heeft betwist dat dat zo gegaan is, en wijzen de vorderingen van het slachtoffer toe. Zij baseren dat oordeel op artikel 149 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daarin staat dat de rechter de feiten die een eisende partij aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd als vaststaand moet beschouwen, als die door de wederpartij – in dit geval de verdachte – onvoldoende zijn betwist. In cassatie klaagt verdachte dat van hem niet kon worden gevraagd dat hij de gestelde feiten betwistte. Toepassing van de regel van artikel 149 lid 1 Rechtsvordering brengt volgens verdachte mee dat hij in de civiele zaak wordt gedwongen uit te leggen waarom de gestelde feiten volgens hem niet kloppen. Dat is volgens hem in strijd met het beginsel dat hij niet gedwongen kan worden om mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Dat wordt ook wel het nemo tenetur-beginsel genoemd en ligt besloten in artikel 6 EVRM. De Hoge Raad oordeelt dat de regel van artikel 149 lid 1 Rechtsvordering ook geldt in een geval waarin schadevergoeding wordt gevorderd naar aanleiding van feiten waarover ook een strafzaak wordt gevoerd. Dat is volgens de Hoge Raad niet in strijd met het recht op een eerlijk proces. Het standpunt van verdachte dat van hem niet kon worden verwacht dat hij de gestelde feiten in de civiele zaak gemotiveerd betwistte, is in zijn algemeenheid dus onjuist. De Hoge Raad maakt daarbij wel een belangrijke opmerking. Dat een gedaagde ook verdachte is in een strafproces kan volgens de Hoge Raad wel meewegen bij de beoordeling of de gedaagde de stellingen van de eiser voldoende heeft betwist. In hoeverre dat van hem kan worden verwacht is afhankelijk van het partijdebat en de overige omstandigheden van het geval.